Assessment: Intelligentie (1)

12/09/2009 Leestijd: 4 minuten

Hoe kan iemand als George Bush jr. – die door velen als “niet zo intelligent” gezien wordt – president van de Verenigde Staten worden? Net als ‘persoonlijkheid’ is ‘intelligentie’ een diffuus begrip. In de volksmond heet het dat iemand die goed is in wiskunde, intelligent is. Hij volgt hoger onderwijs of is al afgestudeerd of is zelfs gepromoveerd. Een hoogleraar is ook erg intelligent, net als sommige whizz-kids. Andere associaties zijn dat een intelligent persoon snel en gemakkelijk leert, moeilijke dingen beter snapt en gewoon ‘slim’ is. Kennelijk zien wij om ons heen intelligente en minder intelligente mensen. Maar dat betekent nog niet dat we precies weten wat het is.

De intelligentietest

En dan komt de intelligentietest in beeld. Zo’n 100 jaar geleden uitgevonden door de Fransman Alphonse Binet. Met zo’n test kunnen we het IQ van iemand meten. Het IQ is daarmee net zoiets geworden als lichaamslengte of gewicht. Het hoort bij de persoon en de gemiddelde persoon heeft een score van 100. En wat meet zo’n test dan precies? Een flauw, maar bekend antwoord is dat “intelligentie is wat de test meet”. Een cirkelredenering vergelijkbaar met “het weer is wat de thermometer meet”. Een andere verklaring is dat zo’n test ‘probleemoplossend vermogen’ meet. Intelligente mensen zijn beter dan minder intelligente mensen in het oplossen van problemen. Maar om wat voor problemen gaat het dan? De meeste intelligentietests bestaan uit ‘puzzeltjes’.

Puzzeltjes in de trant van:
0    1    1    2    3    5    8    13    21    ??

of, wat hoort niet in het rijtje thuis:
Poes    Hond    Walvis    Kanarie

of, een analogie als:
Groot : Klein als Breed : ??
(De antwoorden staan onderaan)

Je kunt je natuurlijk afvragen of iemand die goed in dit soort puzzels is, beschikt over probleem oplossend vermogen. Want de eigenlijke vraag blijft natuurlijk: wat voor soort problemen?

Die-hard psychologen zoals Paul Kline en Hans Eysenck zeggen dat intelligentie gaat over verbale, numerieke of abstracte problemen. Daarbij wijzen ze in feite terug naar de testinhoud die inderdaad uit dit soort puzzels bestaat. Iemand die dit soort problemen kan oplossen kan dat ook in het werk of op school. Dat klopt tot op zekere hoogte. Intelligentietests behoren tot de beste voorspellers van beroeps- en schoolsucces.

Maar er is meer te zeggen. De beroemde psycholoog Robert Sternberg voegde naast ‘algemeen snapvermogen’ (“g” = general intelligence) ook praktische intelligentie en creativiteit toe. Dit is het zogenaamde triadische intelligentiemodel. Je ziet meteen dat dit rijker en breder weergeeft wat “slim gedrag” is. Praktische intelligentie wordt ook wel ‘street wiseness’ genoemd. Weten hoe gewone dingen lopen, hoe je je in het dagelijks leven handig kunt gedragen en dingen gedaan kunt krijgen of problemen kunt vermijden. Creativiteit spreekt voor zich. Zonder ‘out-of-the-box’ denken kom je nooit tot echte vernieuwingen of inzichten. Oorspronkelijkheid kun je dus terecht een vorm van intelligentie noemen (“Hoe komt ie er op?”).

Howard Gardner ging daarom verder en onderscheidde zeven intelligenties:

  • Verbaal
  • Logisch-Mathematisch
  • Ruimtelijk
  • Muzikaal
  • Lichamelijk
  • Intrapersoonlijk
  • Interpersoonlijk.

De eerste drie kwamen we al tegen bij de Engelse testpsychologen. Dat ook musici over een apart soort intelligentie beschikken is niet zo raar. De jonge Mozart die op negenjarige leeftijd zijn eerste symfonie schrijft. Solisten die honderden uren muziek uit hun hoofd en met persoonlijke passie en interpretatie kunnen spelen. Hetzelfde fenomeen – een apart soort ‘aanleg’ of gave – zien we bij uitzonderlijke sporters zoals de golfer Tiger Woods, de basketballer Magic Johnson, of onze eigen Johan Cruyff. Lichamelijke (of ‘kinetische’ of bewegingsintelligentie).

De laatste twee intelligenties gaan over jezelf goed begrijpen c.q. anderen goed begrijpen of invoelen. Deze twee intelligenties komen dan weer samen in het zo handig op de markt gebrachte EQ van Daniel Goleman.  Maar dit inzicht grijpt weer terug op Socrates zo’n 2500 jaar geleden: Ken u zelve. Hoe kun je de ander begrijpen als je jezelf niet begrijpt? Maar dat mensen hierin kunnen verschillen zal een ieder duidelijk zijn.

Wanneer we veld overzien dan is het wel te begrijpen dat de eenvoudige intelligentietest bij assessment vaak en graag gebruikt wordt. Goedkoop, snel en met een zekere validiteit. Dat daarmee niet de totale intelligentie van de kandidaat aan bod komt, moge duidelijk zijn. Zoals Malcolm Gladwell in zijn boek Outliers beschrijft is voor (extreem) succes vaak een minimale hoeveelheid intelligentie nodig. Meer dan het minimum helpt maar weinig om de kans op succes te vergroten daar zijn andere dingen voor nodig. Welke dat zijn zal ik bespreken in een komende recensie van twee van Gladwell’s boeken. En wat Bush betreft: laten we het er op houden dat hij over praktische intelligentie beschikte. Hij wist hoe de hazen liepen en dat is in de politiek (en in management) een belangrijke vorm van intelligentie…

——————————————————————————————
P.S. Het antwoord op de cijferreeks is 34. Deze reeks staat bekend als de Fibonacci reeks. Elk getal, te beginnen bij het derde is de som van zijn twee voorgangers. De tweede opgave is een voorbeeld van een slecht item. Er zijn minimaal twee goede antwoorden: Walvis (is geen huisdier) of Kanarie (is geen zoogdier). Het derde antwoord is natuurlijk smal.

0 reactie(s) op “Assessment: Intelligentie (1)”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.