Daar istie weer! Het vroegpensioen

18/07/2017 Leestijd: 6 minuten

Het heeft een aantal jaren geduurd, maar inmiddels lijkt werkend Nederland er aan gewend. We moeten langer doorwerken. Vooral de hogere levensverwachting en daarmee de kosten voor AOW en ouderdomspensioen wakkerden de discussie aan met als resultaat dat de ‘heilige’ 65 jaar werd losgelaten. Nu groeien we zelfs zeer snel toe naar een situatie waarbij 68 jaar (of nog ouder) de norm wordt. Had het anders gekund? Jazeker, maar dat zou dan uiteindelijk wel ten koste zijn gegaan van de hoogte van premies en/of uitkeringen en dus de koopkracht van werkenden en gepensioneerden.

Daar istie weer - het vroegpensioen

In de jaren ’80 van de vorige eeuw (ja, dat is al weer zo lang geleden) werd de VUT ingevoerd als werkgelegenheidsmaatregel. Ouderen konden eerder stoppen met werken om jongeren aan een baan te helpen. Een zeer sympathieke, maar wel kostbare maatregel, die slechts ten dele de gewenste effecten teweeg bracht. Wat wel overbleef was het gevoel dat stoppen met werken na 40 dienstjaren of op leeftijd 60 jaar zo een beetje standaard was. Gecombineerd met een robuust sociaal stelsel (prachtige regelingen op basis van WW of WAO met aanvulling) leidde dit tot een gemiddelde uittreedleeftijd van minder dan 60 jaar.

Tijden veranderen en zo ook ons ‘sociale’ stelsel. WW en WAO als hulp voor eerder uittreden verdwenen en VUT werd omgebouwd tot vroegpensioen. Later werd het vroegpensioen financieel onaantrekkelijk en zelf onmogelijk en de AOW-leeftijd gaat nu zelfs versneld naar 68 jaar en meer. Het resultaat: de gemiddelde uittreedleeftijd steeg in 10 jaar van minder dan 60 jaar naar 64,5 jaar en hij wordt alleen maar hoger.
Nu de uittreedleeftijd zo snel stijgt, zien we ook dat de bijeffecten (vaak voorspeld overigens) ook hun intrede doen. Wat zijn de effecten op de jeugdwerkloosheid bijvoorbeeld? En kunnen wij dit langer doorwerken fysiek en mentaal allemaal wel aan? Een deel van de antwoorden op deze vragen kwam tot ons via het Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT). Zij zien een sterke stijging van arbeidsongeschiktheid bij zware beroepen tot wel 20%.

Zoals gezegd: deze effecten waren voorspeld en die die context ook niet vreemd. Men wist (en weet) dat er bij het verhogen van de uittreedleeftijd aanvullende maatregelen nodig zouden zijn om mensen ook daadwerkelijk langer aan de slag te kunnen laten blijven. Inzetten op duurzame inzetbaarheid dus, maar de effecten van een effectief beleid (als dat er al is) laten veel te lang op zich wachten. En in een aantal situaties maken specifieke omstandigheden het extra lastig. We zien dit vooral bij de zogenaamde ‘zware’ beroepen. Er is sprake van een gemiddeld lager opleidingsniveau, al een veel langere werkzame periode en veel meer beperkingen ten aanzien van opleiding en (loopbaan-)ontwikkeling.

Het EIB (Economisch Instituut van de Bouw) kwam vorige week met een even creatief als voorspelbaar idee: breng het vroegpensioen terug! Op zich een meer dan charmant idee, maar de goede lezer ontdekte toch nog een aantal haken en ogen.
Kern van deze (op zich keurige) doelredenering is dat mensen met zware beroepen eerder (meer?) AOW- en pensioenpremie betalen en een lagere levensverwachting hebben. Ze hebben gemiddeld dus minder uitkering als ze gestopt zijn met werken, maar meer betaald. Het correct omrekenen zou een vroegpensioen mogelijk maken.

Maar klopt die redenering wel? En wat is de sociaal maatschappelijke consequentie van deze benadering? Voor wat betreft de AOW ligt er in ieder geval een principieel probleem. Dat is namelijk geen werknemersverzekering, maar een volksverzekering. Een AOW voor iedereen, ongeacht geslacht of arbeidsverleden, die door de werkenden betaald wordt (een zogenaamd omslagstelsel). Door specifieke doelgroepen anders te benaderen stel je dit basisuitgangspunt dat ter discussie. Dit kan niet zonder gevolgen zijn. Daarbij is het maar de vraag of er gedurende de gehele loopbaan ook meer premie is afgedragen, want deze is wel (gemaximeerd) inkomensafhankelijk. Later beginnen met werken, maar tegen een gemiddeld hoger salaris levert waarschijnlijk meer afdracht van premie op.

Voor pensioen en pensioenpremie ligt het iets genuanceerder, maar je kunt er dezelfde redenering op loslaten. Indien mensen gemiddeld eerder sterven, wordt er minder pensioen uitgekeerd, maar houdt een pensioenfonds dus meer geld over. Indien zo’n fonds werkt met een kostendekkende premie, levert dit dus een lagere premiedruk op. Weg voordeel lijkt me.

Los van de meer principiële bezwaren zijn er natuurlijk ook praktische. Om maar eens te beginnen bij de definitie van een ‘zwaar’ beroep. We kennen de standaard voorbeelden van de stratenmaker en de procesoperators in de 5-ploegendienst, maar wordt niet elk beroep ‘zwaar’ als je maar op enig moment last krijgt van zaken waar je qua gezondheid niet direct invloed op hebt. Toenemende druk om mantelzorg te verlenen, de snelheid waarmee sommige vakgebieden zich ontwikkelen en onzekerheid op de arbeidsmarkt.
Daarnaast is men er bij de redenering vanuit gegaan, dat deze werknemers in alle gevallen jong beginnen met werken en dit werk ook hun hele loopbaan volhouden. De baanmobiliteit in Nederland groeit echter elk jaar. Vroeger was 40 jaar voor één baas wellicht een reëel uitzicht, dat is het allang niet meer. En hoe ga je dan om met iemand die ‘maar’ 20 jaar een zwaar beroep heeft gehad? Mijn conclusie: een generieke herinvoering van vroegpensioen is een volstrekt kansloze exercitie.

Maar dat neemt niet weg, dat het probleem een serieus probleem is. Het streven zou moeten zijn om iedereen fit naar zijn of haar pensioen te laten gaan. Werkplezier en het leveren van toegevoegde waarde moet men hierbij centraal stellen. En als er een ‘kink’ in de kabel komt, moet je dus op zoek naar maatwerk.

In mijn optiek kun je het beste maatwerk leveren, door slim gebruik te maken van heel veel instrumenten die eigenlijk al bestaan. In een individueel geval kan het bestaan uit stoppen met werk en iemand met een inkomensvoorziening naar het pensioen brengen. Het kan evengoed bestaan uit een slimme afbouw van werk: geen 8 of 10 uur per dag, maar in stappen naar 4 tot 6 uur, een extra dag vrij voor recuperatie of iemand in de laatste fase ander (minder belastend) werk te laten doen. Het is mijn overtuiging dat een combinatie van maatregelen ons het beste in staat stelt om maatwerk te leveren. Uiteraard moet je daarnaast altijd blijven zoeken naar manieren om het werk anders en/of beter te organiseren om de belasting beheersbaar te krijgen.

Of misschien dan toch de uittreedleeftijd omlaag? Dat was inderdaad het andere alternatief, maar dat kon niet zonder effecten op premies en uitkering en dus koopkracht. Wie hakt de knoop door?

0 reactie(s) op “Daar istie weer! Het vroegpensioen”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.